BEGRIPPENLIJST

Glamping

Wat is glamping? Glamping is glamour camping of te wel, kamperen met luxe. Glamping is kamperen in echte bedden met stoelen tafel, koelkast, verwarming en stevige lodges met privé sanitair.

Lodge

Een lodge (Engels voor ‘loge’) is een gebouw, vergelijkbaar met een chalet of blokhut, dat een recreatieve functie heeft. Het woord dekt een relatief brede lading en wordt vooral in Angelsaksische landen gebruikt. Berghutten en rustieke vakantiewoningen, maar ook landelijke hotels, bijvoorbeeld in de nationale parken , of safarilodges, worden met de term aangeduid.

Trekkershut

Een trekkershut is doorgaans een kleine houten verblijfplaats (een hut) op een camping of bungalowpark of in de vrije natuur De inrichting is in de meeste gevallen primitief en voor een beperkt aantal personen. Er is een tafel met vier stoelen en twee tot vier bedden. Veel wandelaars en fietsers die op doortocht zijn, maken gebruik van deze manier van kamperen zonder eigen tent.

Fluisterboot

De fluisterboot wordt voortbewogen door een elektromotor. Uitgevoerd als buitenboordmotor met losse accu is deze op allerlei boottypen te gebruiken, zoals een aak of een punter. Daarnaast is klassieke inbouw mogelijk, zoals bij een diesel gebruikelijk is. Het schip behoudt zijn oude vaareigenschappen maar krijgt de meest moderne vorm van aandrijving, met alle milieu- en geluidsvoordelen. Bijzonder bij een elektromotor is de POD-uitvoering, feitelijk een waterdichte torpedo die geheel onderwater gemonteerd wordt. Deze kan zowel gefixeerd als draaiend worden gemonteerd, afhankelijk van het boottype.

Giethoorn

Het dorp telt 2630 inwoners en is bekend door zijn bruggetjes, waterwegen en punters. Het wordt wel het ‘Hollands Venetië’ genoemd. Giethoorn is langgerekt en bestaat uit drie buurten die steeds versprongen van elkaar liggen. In het noorden is dat het Noordeinde, dan volgt de Middenbuurt en ten slotte het Zuideinde. De Dorpsgracht is de centrale as van Giethoorn en eindigt in het zuiden in het Zuideindiger Wijde. De boerderijen en huizen zijn gescheiden door kavelsloten waarover vlonders liggen die de huispercelen verbinden. De bultrugboerderij is kenmerkend voor Giethoorn. De boerderij lijkt een bult te hebben doordat de schuur hoger is dan het woonhuis. [2]

Door de vervening ontstonden plassen en meren. Om de turf te vervoeren groef men vaarten en sloten. Vele huizen zijn als het ware op eilandjes gebouwd, die alleen via bruggetjes te bereiken zijn. De meeste van de meer dan 176 bruggen zijn privé-eigendom.

De enige doorgaande verbinding door het oude dorp over land is een fiets- annex wandelpad dat van het Noordeinde naar het Zuideinde loopt en alleen door de Kerkweg tussen Noordeinde en Middenbuurt onderbroken wordt. Het voornaamste verkeer vindt plaats over het water. Het belangrijkste traditionele vaartuig dat hiervoor gebruikt werd, was de punter, voortbewogen met een punterboom (punteren). Tegenwoordig worden allerhande motorisch voortbewogen boten hiervoor gebruikt en wordt er nauwelijks nog gepunterd.

Weerribben

De Weerribben vormen een laagveengebied en kennen als zodanig in grote lijnen drie begroeiingstypen: open water en verlandingsvegetaties, rietlanden en moerasbossen. In het open water drijven vaak massa’s blaasjeskruid, een vleesetend plantje. De verlandingsvegetaties omvatten zowel “kraggen” van riet en lisdodde, die zich vormen vanaf de randen van het water, als drijftillen die zich ook midden in het water kunnen vormen uit drijvende soorten als krabbenscheer, waterlelie gele plomp en waterscheerling.

Rietland wordt vaak opgefleurd door kleurige ruigtkruiden zoals wilgenroosje, winde, glidkruid en moerasandoorn. Verzurend rietland (zie: beheer) gaat eerst ‘hol staan’ om later plaats te maken voor grassen en uiteindelijk over te gaan in hoogveenachtige begroeiingen met soorten als dopheide, veenmossen, veenpluis, zonnedauw, en moeraskartelblad. De bossen bestaan hoofdzakelijk uit elzen en lijsterbes langs de waterkanten en op verruigde plekken, in verzuurde gebieden ziet men ook berken. In oude kooibossen zoals rond de Kooi van Pen overheerst soms de Es.

Wieden

De Wieden is een meren- en moerasgebied in de gemeente Steenwijkerland in de Kop van de Nederlandse provincie Overijssel. Het is een vergraven laagveengebied. De Belterwijde en Beulakerwijde (ook Belterwiede en Beulakerwiede genoemd) zijn twee grote veenplassen die deel uitmaken van dit natuurgebied. Samen met de Weerribben vormt het Nationaal Park Weerribben-Wieden ter grootte van ca 9500 ha. Samen vormen de beide gebieden één van de belangrijkste moerasgebieden van Europa. Een oppervlakte van 9260 ha van is aangemerkt als Natura 2000-gebied onder de naam Wieden.

Nationaal Park Nationaal Park Weerribben-Wieden is een nationaal park in de Nederlandse provincie Overijssel, gemeente Steenwijkerland. Het nationaal park is het grootste aaneengesloten laagveenmoeras van Noordwest-Europa. [1] Het park is in 1992 gesticht. Toen heette het Nationaal park De Weerribben en omvatte het alleen De Weerribben – een gebied van 3.500 ha, dat in beheer was bij Staatsbosbeheer. In 1996 werd het Europees diploma voor Natuurbeheer aan het gebied toegekend, dat sinds 2015 voor het hele gebied geldt. In 2009 werd het park uitgebreid met De Wieden, een ander Natura 2000-gebied, dat grotendeels in beheer is bij Natuurmonumenten. Het herstel van de ecologische verbinding tussen De Wieden en De Weerribben werd ter hand genomen en het nationaal park kreeg een oppervlakte van 10.500 ha (105 km²).

Het landschap van De Weerribben en De Wieden is vooral ontstaan door vervening en rietteelt. Deze ontginnings- en exploitatiemethoden hebben geleid tot een mozaïek van landschapstypen en ecosystemen zoals meren, sloten, vaarten, rietlanden, hooilanden, weilanden, moerasbossen en trilvenen. De verschillende stadia van verlanding, van open water tot opgaand moerasbos, geven het gebied een grote ecologische diversiteit, waar zeldzame soorten planten en dieren zich thuis voelen. In het Nationaal Park Weerribben-Wieden werden in 2002 otters uitgezet. Die kwamen in het gebied van nature voor, maar stierven in de jaren tachtig van de twintigste eeuw uit. Ze hebben zich sinds de herintroductie in 2002 weer in het gebied gevestigd, en van daaruit verspreid over andere delen van Nederland. In het nationaal park komt een zeldzame vlindersoort voor: de grote vuurvlinder. Het gebied is van belang voor tal van andere soorten dieren en planten.